Over schoonheid

De Engelsman Howard Belsey is hoogleraar aan een Amerikaanse universiteit. Hij werkt al jaren aan een boek over Rembrandt, dat hij waarschijnlijk nooit zal voltooien.
Nadat Howard een desastreuze affaire heeft gehad met een collega, vertrekt zijn oudste zoon Jerome naar Engeland. Jerome verloochent zijn vader door te gaan werken voor diens aartsrivaal, de conservatieve academicus Monty Kipps, die bovendien aanzienlijk succesvoller is dan Howard. De situatie wordt ondraaglijk wanneer zijn vrouw achter zijn overspel komt en Jerome verliefd wordt op Kipps’ mooie, maar wispelturige dochter.
In Over schoonheid portretteert Zadie Smith op overrompelende wijze het moderne familieleven, de botsing tussen het persoonlijke en het politieke, de problematiek van een multiculturele maatschappij en de misvattingen die mensen over zichzelf en elkaar hebben.

Zadie Smith (1975) is de auteur van zes romans en diverse essays en verhalen. Ze won onder meer de James Tait Black Memorial Prize, de Orange Prize for Fiction, de Whitbread First Novel Award en de Guardian First Book Award, en stond op de shortlist van de Man Booker Prize en de Baileys Women’s Prize for Fiction. Haar meest recente roman, Charlatan, werd bijzonder lovend ontvangen.

‘Het resultaat is in zijn ingetogenheid overtuigend en ontroerend.’

Hans Bouman, de Volkskrant

‘Over schoonheid is zonder twijfel de boeiendste, grappigste en origineelste roman die ik het afgelopen jaar gelezen heb.’

De Tijd

‘Over schoonheid bevestigt haar reputatie als een voortreffelijke auteur die even vitaal en intelligent schrijft over de werking van de geest als over die van het hart.’

The Observer

‘Zadie Smith was dertig toen ze Over schoonheid schreef. Ik verheug me op haar boeken van de komende dertig jaar. (...) Vergelijk haar met Balzac en Fontane en Dostojevski of (...) met Swift, Cervantes en Kleist. Heb de moed om toe te geven dat het krankzinnige toeval wil dat uw tijdgenote Zadie Smith van hun kaliber is en dat zij u de rest van uw leven zal laten genieten.’

Hugo Brandt Corstius, NRC