Mijn vader een priester

De kleine Sarah vindt het heerlijk op te groeien met vijf broers en zussen. Als nakomertje voelt ze zich geborgen in het grote nest met een lieve, warme moeder. Haar vader daarentegen is streng en lijkt in het begin niet zo in haar geïnteresseerd. Hij weet dan ook dat ze geen bloedverwant is; ze is een weesmeisje dat de familie heeft aangenomen, al heeft niemand haar dat ooit verteld.
Sarahs zus Esther is een beetje haar tweede moeder. Als oudste zorgt ze voor de kleinste, troost haar, speelt met haar. Als Sarah elf is, mag ze met Esther op bezoek bij nonkel pater in Duitsland. Nonkel pater is geen familie, maar er is toch een band; hij is het ook die indertijd heeft voorgesteld aan het gezin om Sarah op te nemen. Nonkel pater heeft gelijkaardige interesses als Sarah, zoals geschiedenis en handlezen, maar is ook een autoritaire en afstandelijke man. Niettemin beleeft Sarah in Duitsland de tijd van haar leven. Rond diezelfde periode begint de houding van haar vader te veranderen. Hij toont meer genegenheid en belangstelling, maar ze begrijpt niet waarom.
Als Sarah ouder wordt, beginnen de puzzelstukjes langzaam in elkaar te passen, met een emotionele storm als gevolg. Zoals ze altijd heeft gedacht, heeft ze wel degelijk een bloedband met haar pleegvader, wat hijzelf ook al heeft ontdekt. Maar ze is niet zijn dochter. Ze is een buitenechtelijk kind, het resultaat van een verboden verbintenis. De vrouw die zij moeder noemt, had voor het Mariabeeld moeten zweren nooit te vertellen wie haar echte ouders zijn, namelijk de toen negentienjarige Esther en de priester die destijds in hun dorp predikte …