Natuurlijk is hij in New York ook gewoon toerist. Beetje slenteren, winkelen bij Macy's, pizza of chinees eten, naar het Museum of Modern Art gaan. Maar het is voor hem niet genoeg. Hoe is de stad ontstaan? Waarom wonen er zoveel Chinezen, Italianen? Hoe is de muziek in Amerika gevormd? Hoe is de Tex-mex ontstaan? Op dat soort vragen wil hij een antwoord. 'Je kunt zeggen: ik kan ook gelukkig zijn zonder dat te weten. Een ander misschien wel. Ik niet. Als je de geschiedenis kent, beleef je de omgeving totaal anders.'Het is in de middag, de witte wijn is bij Wennekes thuis ontkurkt. In de boomgaard van de buren dreunt af en toe een kanon. De vogels moeten van de kersen worden verjaagd. Het is dat je dat weet, Wennekes woont in de Betuwe, anders zou je denken dat hij de herrie speciaal heeft besteld. Bij wijze van bromtoon bij zijn boek dat onlangs is verschenen, Gouden handel, over de eerste Nederlanders overzee en wat zij daar haalden, zoals de ondertitel luidt. Jan Pieterszoon Coen verklaart de oorlog aan China, knal.Maar de bijna vijfhonderd pagina's van zijn hand hebben geen lawaai nodig. Ze beroeren andere zintuigen, de smaak en de reuk vooral. Gouden handel staat bol van zout, peper, koffie, tabak, mistel, tijm, kalmoes, kervel, foelie, kerstroos, salie, smeerwortel, jeneverbes en ga zo maar door. Wennekes beschrijft hoe Nederlanders in de zeventiende eeuw de landen ontdekten waar deze produkten te verkrijgen waren, hoe de kruiden en specerijen werden verwerkt tot genees- of genotmiddel, en wat hun toepassingen waren.Het gaat ook over zilver, goud, ivoor, gommen, zwavel, zijde, buffels, walrussen, potvissen en civetkatten. Waar handelden onze voorvaderen níet in? En waar werden al die spullen en dieren wel niet voor gebruikt. Van de schubben van de armadillo, een gordeldier dat leefde in Brazilië, werd poeder gestampt dat opgelost in uitgeperste salie een probaat middel opleverde tegen Spaanse pokken en syfilis. Werd van hetzelfde beest de voorlaatste staartwervel tot poeder gestampt en met rozenwater vermengd, dan was het geschikt als middel tegen doofheid, aldus Wennekes in zijn voorwoord. 'Mijn verstand staat erbij stil', schrijft hij.Gouden handel was bedoeld als 'vervolg' op zijn eerdere boek De aartsvaders, waarin hij portretten schetst van de negentiende-eeuwse grondleggers van Nederlandse concerns als Fokker, Philips, Unilever, Gist Brocades, Akzo en Shell. Gouden handel zou een portrettenreeks moeten zijn van de aartsvaders van de Nederlandse handel in de zeventiende eeuw - en dat is het voor een deel óók geworden. Wennekes ging voor zover mogelijk de gangen na van figuren als Jan Pieterszoon Coen, Jan van Riebeeck, en meer onbekenden als Balthasar de Moucheron en Isaac le Maire, kooplui die ontdekkingstochten over vele wereldzeeën initieerden.Wat hij heeft met pioniers van het bedrijfsleven? Dat heeft niets met zijn achtergrond te maken. Wel verkocht hij als jongetje kwakbollen aan de deur en had hij als student psychologie een handel in fietsen, staande schemerlampen en boeken per meter, maar aspiraties voor het zakenleven had hij allerminst. Via een LOI-cursus kwam hij terecht in de journalistiek. Bij De Nieuwe Limburger begon hij als correspondent van de woonwijk Vrangendaal in Sittard, om na nog wat andere posten in 1974 bij Vrij Nederland te belanden. Daar beleefde hij zijn eerste, intensieve kennismaking met de wereld van het zakendoen.Onder de titel Het web publiceerde hij een reeks artikelen over de amusementsindustrie. 'Ik vond het een nare business, ik zag hoe gaandeweg allerlei commerciële haaien bezig waren Nederland plat te walsen en de televisie een ander aanzien te geven. Het bezorgde me walging.' Maar tot zijn verrassing waren de mensen die zich bezighielden met die praktijken, Willem van Kooten bijvoorbeeld, leuker dan hij dacht. Dan spreekt hij over de echte entrepreneurs, aartsvaders in spe, eerder het type Joop van den Ende dan het type John de Mol, en niet over managers die de boel draaiende houden met managementmodellen.Entrepreneurs, dat zijn: 'Onrustige mensen, beetje neurotisch, afgekeerd van de wereld en tegelijkertijd staan ze er middenin. Ze zweven er als een adelaar boven en hebben dus een goed beeld van de wereld die ze bedienen. Het volk vraagt Corry Konings, dus geven we ze Corry Konings. Dat proces, om dat allemaal voor elkaar te krijgen, is een creatief proces, begon ik te ontdekken.'Wennekes raakte gefascineerd, hij wilde weten wat voor mensen het waren, dit soort pioniers, maar dan in andere geledingen van het bedrijfsleven. Echte entrepreneurs praten met passie over hun produkt, ze zijn monomaan, ze handelen op intuïtie, ze hebben iets patriarchaals, ontdekte hij. Zie Freddy Heineken, zie Eckart Wintzen van BSO. Maar zie ook de personages die Gouden handel bevolken. Wennekes schetst iemand als Jan Pieterszoon Coen, in feite de aartsvader van de bv Nederlands-Indië, als een voor die tijd zeer onconventioneel type. Dat blijkt vooral uit zijn correspondentie met de Heren XVII, de bestuurders van de Verenigde Oostindische Compagnie. Deze maanden hem in 1622 'uwe te vrymoedige penne wat in te binden.' Cornelis van Aerssen, in 1683 de elfde gouverneur van Suriname, kwam in 1688 aan zijn eind nadat hij met getrokken degen zijn huis uit stormde, dat belegerd werd met muitende soldaten die hem, uiteraard, doorzeefden met 46 kogels.Maar hoe kleurrijk ook, de aartsvaders van de Nederlandse handel in de zeventiende eeuw lieten zich uiteindelijk niet zo duidelijk profileren als die uit de negentiende eeuw. Ze leefden te lang geleden. Al lezende in reisjournalen, pagina's transcripties in drukletters, kwam Wennekes op het idee de portretten van de grondleggers te combineren met een beschrijving van hun reizen en vooral hun handelswaar.Over de toepassingen van die produkten las hij in het Itinerario (1596) van Jan Huygen van Linschoten, die als eerste Nederlander verslag deed van reizen naar de Oost en de 'rijkdommen' die er 'letterlijk voor het oprapen lagen'. Van Linschotens opsomming ging verder dan wat een doorsnee geschiedenisboek meldt over Nederlands-Indië en peper, nootmuskaat, kruidnagelen en foelie. 'Ik had het idee dat naar welk produkt je ook ging kijken, er werelden achterzaten.'Hij sloeg botanische en medische handboeken erop na, het Cruyde-Boeck (1554) van Dodonaeus, de encyclopedieën van Nederlands-Indië. 'En als je je dan gaat verdiepen in de teelt van de zijderups in India, als je weet hoe peperkorreltjes moesten worden gewreven om witte peper te krijgen, hoe thee werd geblend, hoe koffie tot stand kwam, ja, dat lijkt op het laatst een beetje van: wist u dat? Maar door de veelomvattendheid had het op mij een enorme vat. De handelsgeschiedenis kreeg letterlijk geur en fleur. Je kon hem pakken.'In het kort behandelt Wennekes een aantal oorzaken van de bloei in de Gouden Eeuw in Nederland. 'De geleerden zijn nog steeds bezig te inventariseren wat de drijfkrachten achter de Gouden Eeuw zijn geweest. Dat zijn er niet vijf, niet tien, dat zijn er waarschijnlijk vijftig. Ik heb naar mijn oordeel de belangrijkste uitgekozen, en er zelf twee nieuwe prikkels aan toegevoegd.'Nieuw is volgens hem de beschrijving van de seksuele zeden ver van Nederland, die voor veel zeventiende-eeuwers mede een reden waren om naar de Oost of de West uit te varen. In Gouden handel wordt op dit punt vaak geciteerd uit reisverslagen: dat de vrouwen zich zomaar in het wild aanboden, dus zeer 'onkuis' waren, of dat het geslachtsverkeer desnoods publiekelijk plaatsvond.Verder is de omvang van de Nederlandse warenkennis in de zeventiende eeuw nieuw, aldus Wennekes. Die was het gevolg van de handelsgeest die bij de Nederlanders naar zijn zeggen veel sterker was ontwikkeld dan bij de Portugezen, Spanjaarden en Engelsen in die tijd. De Nederlanders graasden stelselmatig zo'n beetje de hele aardbol af op zoek naar nieuwe oorden die nieuwe winsten opleverden.Wie de avonturen van destijds tot in detail op zich laat inwerken, kan gemakkelijk de indruk krijgen dat Nederland megalomaan was. Jan Pieterszoon Coen tegen China. Prins Johan Maurits, de eerste en laatste gouverneur van Brazilië, achttien jaar een kolonie van Nederland, stuurde in 1643 vijf schepen naar Chili. De opdracht luidde: na de verovering van dat land ook nog even Peru innemen. Dat het in beide gevallen slecht afliep, hoeft anno 1996 niet te verbazen.Waardoor was Nederland zo overtuigd van de eigen grootheid? 'Dat werd mede veroorzaakt door het calvinisme. Destijds was het nog een drijvende volkskracht. Mensen die in de handel zaten, waren vaak calvinisten en die zagen, hartgemeend, dat al hun arbeid werd gezegend door God de Heer, als zij het maar deden ter ere Gods. Dus konden ze naar China uitvaren om ze mores te leren, ze vertrouwden erop dat de Here hen zou helpen. Daar kun je nu schamper over doen, maar toentertijd werd er zo naar gekeken. De Here helpt ons. Dat gaf een hele extra kracht om avonturen aan te gaan waarvan je als normaal mens zou zeggen: belachelijk, met een paar scheepjes de oorlog aan China verklaren, het grootste keizerrijk op aarde, dat kun je alleen doen als je megalomaan bent. Maar hoe word je megalomaan? Door te denken: God is met ons.'Hij zegt: 'Als mijn nieuwsgierigheid is bevredigd, verlies ik al mijn passie om ergens verder nog studie van te maken. Maar aangezien de geschiedenis van het Nederlandse bedrijfsleven zo'n oceaan van een werkgebied is, ligt de wereld nog steeds voor mij open. Ik zie nog overal landen, continenten, eilandjes waar ik met mijn scheepje naartoe zal varen om over te berichten.'Greta RiemersmaWim Wennekes: Gouden handel - De eerste Nederlanders overzee, en wat zij daar haalden