Denken over dichten

Wat zegt Aristoteles precies over nabootsing? Wat houdt Corneilles voorschrift over de drie eenheden in? Hoe formuleert A.W. Schlegel zijn opvattingen over het wezen van de Romantiek en op welke wijze benadert T.S. Eliot de verhouding traditie -persoonlijkheid? In Denken over dichten vindt de lezer een dertig eeuwen omspannende reeks beschouwingen over wat literatuur is en doet. Deze beschouwingen zijn afkomstig van toonaangevende (en soms ook minder bekende) dichters, critici en filosofen, van Aristoteles en Horatius tot Hegel en Artaud. De opvattingen over status en functie van literatuur vormen het thema van deze bloemlezing; iedere periode en iedere stroming varieert daarop naar eigen inzichten. Zo wordt zowel de continuïteit als de ontwikkeling in het denken over literatuur zichtbaar. Terwille van de toegankelijkheid zijn de hier bijeengebrachte fragmenten vertaald en van een korte toelichting voorzien. De ordening is chronologisch, waarbij elke periode een beknopte introductie krijgt. Denken over dichten vond zijn oorsprong in het basiscollege Vergelijkende Literatuurwetenschap van de vakgroep Literatuurwetenschap aan de Universiteit Utrecht. De redacteurs - allen als docent betrokken bij dit college - hebben het boek gemaakt omdat er in ons land nog geen vergelijkbare uitgave bestond.