Verantwoording
Het eerste nummer van „De Stad Amsterdam“ verscheen op 29 maart 1921. Hoofdredacteur was Arthur Tervooren die met zijn redactie en administratie was gevestigd in het pand Rokin 61. Het weekblad had de eerste jaren een omvang van 14 pagina's per aflevering en kostte 12,5 cent. Later werd het blad uitgebreider om tenslotte in de dertiger jaren een oplage te bereiken van 100.000 ex. met een
verkoopprijs van 15 cent per stuk. De redaktie was toen ondergebracht in het pand N.Z. Voorburgwal
262. De jaargangen liepen van maart tot maart en de bladzijden waren doorlopend genummerd met
in de eerste jaren een 1200 pagina's per jaargang. Begin 1935 werd een fusie aangegaan met Panora-
ma waarna de aanduiding de Stad Amsterdam als ondertitel werd vermeld.
In het begin van de twintiger jaren had onze Hoofdstad, ondanks zijn ruim half miljoen inwoners,
nog een bijna dorpse gemoedelijkheid. Men leefde zeer bewust mee met alle feiten die de moeite van
het vermelden, in een geïllustreerd weekblad, waard waren. Pas een aantal jaren later blijkt er buiten
Nederland en Nederlands-Indië nog veel meer te zijn! Er komen dan reportages uit de landen van Eu-
ropa, wereldnieuws en wordt het stadsnieuws steeds minder. Om uit 20.000 pagina's er 218 te kiezen
die een beeld geven van de inhoud van het weekblad en kwalitatief goed genoeg waren om te worden
gereproduceerd was een omvangrijke maar zeer boeiende bezigheid. Tijdens het bekijken van deze se-
lectie met gebeurtenissen van meer dan een halve eeuw geleden, blijkt dat, ondanks de veranderingen
die hebben plaatsgevonden, Amsterdam, in vele opzichten, een unieke stad was en dat altijd nog is! Ik
hoop van harte dat de in dit boek opgenomen keuze vele lezers zal bevallen.
Graag betuig ik mijn dank aan Jos Brink voor het schrijven van de inleiding en voor de gastvrijheid en
hulpvaardigheid die ik wederom van de medewerkers van het archief van de B.V. Spaarnestad mocht
genieten. Zonder die medewerking was deze uitgave niet tot stand gekomen.
Amsterdam, herfst 1983 Meindert H. M. Marijs
Eerder verschenen in deze uitvoering 's-Gravenhage in Beeld en Rotterdam in Beeld.
Een enkele foutieve vermelding die ook in de oorspronkelijke uitgave voorkomt is bij deze herdruk om
technische redenen niet gecorrigeerd. Deze uitgave is tot stand gekomen met de welwillende medewerking van B.V. Uitgeverij de Spaarnestad.
Omslag Rob Lucas
C 1983 Omniboek, Den Haag
ISBN 90 620 7206 2
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, micro-
film, of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Wie aan jouw boezem werd geboren ...
Iemand (en ik schrijf dit met een hoofdletter louter en alleen omdat de zin ermee aanvangt, ik heb
het over een deerniswekkend tiep), iemand zei eens tegen me: „Het allermooiste van Amsterdam vind
ik het Centraal Station!"
Ik kon zulks geheel invoelen, zoals dat modieus heet. Weliswaar sluit de schepping van Cuypers het
open havenfront af, waardoor een vrolijk doorkijkje teloor ging, maar we kregen er een paleisachtig
geval voor terug dat geen rechtgeaarde Amsterdammer nog zou willen missen. Overigens wilde het
gemeentebestuur liever bouwen bij de Overtoom. Dùs kwam het station aan het IJ. Zo gaan die din-
gen in Mokum. Toen, ruim honderd jaar geleden, en nu nog. En ach, in 2083 is de stad de rellen om
de Stopera ook vergeten.
Ik wilde die 'iemand' juist fijntjes een aantal saillante details geven over het CS: dat op 15 oktober
1889 's morgens om elf uur reeds alle 14000 perronkaartjes waren verkocht (om maar eens iets te noe-
men) en dat er 8687 palen werden geheid (ik zit propvol met dit soort schokkende bijzonderheden),
toen de slijmerd me toevoegde: „Echt, het àllermooiste! En weet je waarom? Omdat er zoveel treinen
vertrekken waarmee je weer wèg mag. Uit die pokke-stad ... "
Ik heb de man een ferme schop gegeven, want Amsterdammers timmeren er dadelijk op los. Natuur-
lijk is Amsterdam een pokke-stad, ik zal het geen andere Amsterdammer afstrijden, maar iemand
Van Buiten dient zijn provinciale mond te houden. Het spreekt vanzelf dat dit boek niet bedoeld is
voor Hoofdstad-haters. Laten zij bladeren in „Nunspeet in Oude Ansichtkaarten", of „,Biggekerke
Vroeger en Nu". Laten zij zich schamen.
Deze selectie uit „De Stad Amsterdam" is voor de anderen.
Hoofdredacteur Tervooren beloofde destijds in zijn eerste nummer: „Wij zullen ons bewegen op elk
gebied en streven naar de grootst mogelijke volledigheid, opdat ons blad de weerkaatsing worde van
al wat er in Amsterdam omgaat."
Op zijn beurt heeft bloemlezer Meindert Marijs die belofte opnieuw waargemaakt. Alleen ... het is nu
een afspiegeling van wat er in Amsterdam omgìng. Want het meeste is weg. Afgebroken, of eenvou-
dig in elkaar gedonderd en nimmer herbouwd. Mensen wilden anders wonen, wilden vooral autorij-
den en kregen veel meer haast dan onze ouders en grootouders hadden op de komende pagina's. Maar van een heleboel is het geen doodwond dat het is verdwenen, ook weer waar. „,Kopper-
tjesmaandag", bijvoorbeeld, was een feestdag, de eerste maandag na Driekoningen. Heel vroeger gin-
gen de leprozen op deze dag in optocht door de stad, met hek-sleden, om gaven te innen van de bevol-
king. En niet alleen de gulle gevers kwamen kijken naar die stakkers.
Ik denk toch niet dat iemand nog zal verzuchten: „Hè, wat spijtig nou, er is in Amsterdam geen was-
en kleurechte leproos meer te bekennen!" Of: „Ik wou dat er weer eens een broodoorlog kwam ... "
Niet alleen een zakvol prachtige pandjes is weg, dat ook. Maar demonstraties van werklozen zijn ge-
bleven, ik moet het toegeven.
De klepperman is weg, Sinterklaas niet.
De IJsclub op het Museumplein is foetsjie, maar de Poppenkast op de Dam staat er nog, al wordt de
heer Klaassen electronisch versterkt.
Ik vind dit soort boeken heerlijk. Ieder mens heeft iets van een tijdreiziger in zich. Men kan van mij
niet beweren dat ik nog het dauw der jeugd op de kaken draag. Maar eerlijk is eerlijk: van „De riolee:
ring van Plan Zuid" heb ik veel nut gehad. Hoewel de thans middelbaar geworden kleintjes die po-
seerden voor den fotograaf welke een frissche kiek nam op de Babyshow, méér zullen herkennen.
Ze worden er weemoedig van. Dat hoopt de Uitgever. Want weemoed moet, vandaag de dag. En voor
een griezelfilm betaal je ook, hè?
Toch is de grote winst van deze fraaie selectie niet het behoud van tenminste de plaatjes (en onder-
schriften!). Het is het zekere weten dat Amsterdam altijd een prachtige, interessante, indrukwekken-
de pokke-stad zal blijven. Want kijk maar eens hoeveel mènsen er op de foto's staan. Mokum zonder
die lastige inwoners is immers niets meer dan Biggekerke-voornoemd?
Iemand zei eens tegen mij: „Het allermooiste van Amsterdam vind ik het Centraal Station!"
Ik kon zulks geheel invoelen, zoals dat modieus heet.
,En weet je waarom? Er zijn zoveel treinen die er stoppen ... "
Dat was dus een Iemand, met een hoofdletter.
Amsterdam! Wie aan jouw boezem werd geboren, wordt van ontroering koud en klam, dichtte Max
Tak.
De stad Amsterdam zal altijd blijven. (zeg ik)
Maar het weekblad van die naam is ter ziele. Ook al. Jos Brink