Hulsbus begint zijn verhaal in 1919, wanneer zijn ouders elkaar voor het eerst ontmoeten op de Indrapoera, een schip van de Rotterdamse Lloyd. Aan de hand van diverse episoden in de wereldgeschiedenis en in zijn persoonlijke leven werkt hij in de eerste hoofdstukken toe naar het moment dat zijn leven voorgoed en ingrijpend zal veranderen: de inval van de Japanners in Nederlands-Indië. In 1941 gaat Hulsbus als matroos aan boord van Hr. Ms. Soerabaja. Dat is voor hem een rustig leven tot het moment dat de hel de poorten ook voor hem opent: die tijd begint als men het bericht verneemt dat de Prince of Wales en de Repulse gezonken zijn en de Soerabaja naar Portugees Timor gezonden wordt.
Hr. Ms. Soerabaja wordt op 17 februari 1942 in de haven van Soerabaja door enige voltreffers geraakt, waarbij een paar kameraden van Hulsbus het leven laten, en de stad zelf wordt door hevige Japanse bombardementen geteisterd. Hulsbus wordt tijdens een aanval gewond door granaatsplinters en in het ziekenhuis opgenomen. Maar als hij op 4 maart het hospitaal mag verlaten is zijn wereld intussen ingrijpend veranderd: Soerabaja is gehuld in een spookachtig wazig licht en de dood waart rond in de stad "die aan haar laatste stuiptrekkingen schijnt bezig te zijn" (bladzijde 92).
De strijd tegen de Japanners
Hulsbus en zijn eenheid krijgen de opdracht een deel van de verdedigingslinie rond de stad te betrekken. Het is echter een hopeloze strijd tegen een overmachtige vijand, die de Nederlandse troepen voeren. De houwitser pantserkopgranaten moeten zelfs worden getempeerd op nul: de minimale schootsafstand. Dan wordt het bericht ontvangen dat alle strijdkrachten op Java de strijd direct dienen te staken omdat anders de stad Bandoeng (waar zich tienduizenden geëvacueerde vrouwen en kinderen bevinden) door de Japanners vernietigd zal worden. Aldus wordt Hulsbus krijgsgevangen gemaakt.
Een der eerste zaken die hij te horen krijgt van een Japans officier is dat hij krijgsgevangene is van het Japanse leger en dat hij voor de genade om in leven te blijven zeer dankbaar en gehoorzaam moet zijn. Hij moet dat tonen door een buiging naar iedere Japanse militair te maken, onverschillig welke rang. Samen met andere krijgsgevangenen wordt Hulsbus van kamp naar kamp voortgedreven totdat men het Darmo-Kamp bereikt heeft, waar hij getuige is van de executie van een groep aan de Koningin getrouwe Ambonezen. Hulsbus vat alle gruwelijke gebeurtenissen samen in de zin: "op duivelse sadistische wijze toont de vijand zijn absolute macht en volkomen minachting voor het niet-Japanse ras" (bladzijde 108).
Transport over zee
Hulsbus wordt uitgenodigd toe te treden tot een groep "most selected people" en in een goederenwagon naar Batavia getransporteerd, waar hij rond de kerst van 1942 aankomt. Te Tandjong Priok worden de gevangenen aan boord van de Pacific Maru geladen en naar Singapore getransporteerd. Begin januari 1943 wordt hij naar de Nitimei Maru overgebracht en het schip ingeschopt. Maar op 15 januari 1943 wordt de Nitimei Maru gebombardeerd en door een aantal voltreffers geraakt. De situatie aan boord is verschrikkelijk: "weer bij mijn kameraden, van wie de meesten nu dood zijn in afschuwelijk verminkte toestand. Anderen hebben, soms zelf gewond, afgerekend met de Japanners. Levenden staan de stervenden bij" (bladzijde 128).
De Nitimei Maru zinkt al snel maar Hulsbus kan tijdig in zee springen en wordt met andere drenkelingen opgepikt door de bemanning van een korvet dat hen transporteert naar de Moji Maru. Aldaar blijkt dat 37 kameraden zijn omgekomen of worden vermist en 80 licht tot zwaar gewond zijn geraakt. Het schip zet koers naar de wal, alwaar Hulsbus en zijn makkers met geweerkolven de kade op worden geranseld en naar een kamp te Moulmein, Birma, worden getransporteerd.
Werk aan de spoorlijn
Hulsbus komt te werken aan de spoorlijn en hoort van zijn Japanse commandant: "remember that if you are not performing your task, we will build this railroad over your bodies. On top of your corpses" (bladzijde 140). Het gaat hier om de bouw van de spoorweg in het onherbergzame gebied tussen Bangkok en Rangoon. Hulsbus schrijft: "aan de spoorweg verzinkt het individu in de totaliteit van het immense leger slaven" (bladzijde 144). In de loop der maanden beginnen steeds ernstiger ziekten de gelederen der manschappen te teisteren en het aantal dysenterielijders groeit.
Maar zieken krijgen geen eten want die tellen niet; Hulsbus en de anderen krijgen te horen dat zieken en gewonden zich van het leven behoren te beroven om hun familie en de Tenno Heika de schande te besparen. Intussen wordt de Last Post steeds vaker geblazen en zijn er van de 1000 man tellende groep, die Singapore verliet, in drie maanden tijd 300 bezweken. Hulsbus wordt ook ziek maar overleeft maar net op de "plaats der stervenden", waarnaar hij is getransporteerd. Ook de geallieerde bombardementen, die veel slachtoffers vergen, doorleeft hij, ondanks dat "alles om mij heen lijkt te verbranden in één groot hellevuur" (bladzijde 166).
Leven en dood in Birma
Doodvonnissen worden gewoonlijk 's ochtends vroeg voltrokken. Het leven krijgt hier, in de rimboe van Birma, een anderBirma Spoorlijne betekenis: "wandelende doden, Japanners met volle oorlogsbepakking, als macabere robots in de pas. De witte, sinistere schedels onder de met oerwoudstof bedekte helmen" (bladzijde 173). Hulsbus wordt overgebracht naar het werkkamp voor krijgsgevangenen Anakwin, gelegen bij Thanbyuzayat. Aldaar wordt hij, mede door het zware werk en de omstandigheden, steeds zieker. "Mijn God, laat het afgelopen zijn. Het kan toch zo niet verder gaan. Er is niets meer van ons over. Er zijn nauwelijks nog beschikbare mannen om, na de dagtaak, de graven te delven als laatste rustplaats voor onze gemartelde lichamen" (bladzijde 179)
Hulsbus beschrijft helder en gruwelijk de martelingen door Japanners alsmede het werk aan de spoorweg en zijn strijd tegen diverse ziektes, waaronder gangreen. Ook de maanzieke Japanse commandant Naito, met zijn woeste en krankzinnige uitbarstingen, staat als het ware weer vóór de lezer. Hij wordt uiteindelijk vervangen omdat zelfs voor Japanners de handelingen der waanzinnigen zo zijn grenzen kent. Hulsbus en zijn makkers worden medio november 1943 weer op transport gesteld en over de Drie Pagoden Pas naar Siam vervoerd.
Werken aan de spoorlijn in Siam
In het kamp te Tamarkan, maart 1944, waar met de hulp van olifanten verder aan de spoorlijn wordt gewerkt, doen intussen de eerste moessonregens hun intrede. Het werk is echter nutteloos omdat de pas aangelegde bruggen onder vuur worden genomen door de Geallieerden. "Een dodelijke spiraal begint: nauwelijks is onder wreed optreden van de krankzinnig geworden bewakers de brug gerepareerd of wij krijgen een nieuwe luchtaanval te verduren. Steeds een nieuwe wedren met de onvermijdelijk toesnellende dood. Dit alles vormt het decor voor een stelselmatige vernietiging" (bladzijde 218).
Hulsbus wordt getransporteerd naar kamp Chungkai, dat feitelijk één open graf is. Het is dan kerstmis 1944. In februari 1945 wordt hij overgebracht naar een ander krijgsgevangenenkamp in Siam en verder vervoerd naar Nakhom Pathom, waar Wim Kan optredens verzorgt. Naarmate de oorlogskansen voor Japan verslechteren verergeren de wreedheden; steeds meer gevangenen worden letterlijk gedwongen hun eigen graf te graven. "Ook hier bemerken de krijgsgevangenen pas de werkelijke bestemming van de grachten die zij graven als de mitrailleurlopen van de "afweerstellingen" de ingangen hiervan bestrijken" (bladzijde 252).
Ten slotte
Hulsbus vernam pas op 21 augustus 1945 in een doorgangskamp dat Japan gecapituleerd had doordat een Gurkha tegen hem zei: War is finished. Go home" (bladzijde 270). Veertig jaar later keerde hij nog eenmaal terug naar de plaats waar hij ooit een onmenselijke strijd had gestreden.
"En de zon werd rood" is een gruwelijk maar ook noodzakelijk boek om te lezen. Gruwelijk omdat het tot in detail weergeeft wat mensen elkaar allemaal aandoen indien ze daarvoor ongestraft de kans krijgen en noodzakelijk omdat het boek weergeeft wat er gebeurt indien het bestuur van een land, door een gebrek aan leger en defensie, zijn eigen bewoners niet meer kan beschermen.