GRENZEN VAN DE HEMEL

De Grote Muur is voor de Chinezen vooral een psychologische grens. Binnen lag vroeger het Hemelse Rijk, het domein van de beschaving. Buiten lag een barbaarse wereld waar de chaos heerste. Wanneer Chinezen langs de antieke zijderoute naar het westen reisden, gingen ze het onbekende tegemoet, naar streken die in hun gedachtewereld mythische proporties hadden aangenomen. Vandaag de dag is de uitgestrekte westelijke provincie Xinjiang nog steeds een verbanningsoord; de reisbestemming van soldaten, onwillige kolonisten, politieke gevangenen en partijfunctionarissen die in onge- de zijn gevallen. In hun voetspoor reist Stanley Stewart half Azië door, van Shanghai tot aan de oever van de Indus, en ontmoet de Chinezen van tegenwoordig, die nog steeds dezelfde angstige fascinatie blijken te koesteren voor het gebied achter de Muur. Met humor, begrip en genegenheid beschrijft Stewart de vergane glorie van de steden in Centraal-Azië, een boeddhistisch klooster aan de rand van Tibet, een Kirgizisch bruiloftsfeest op het dak van de wereld, ballroomdansen in de Bergen des Hemels, een ontsnapping aan de inlichtingendienst van Kashgar. Hij vertelt over zijn geheime liefdesaffaire met een Chinese in Xian. En temidden van talloze excentrieke figuren en bijzondere gebeurtenissen vraagt hij zich af wat hem zélf nu eigenlijk beweegt op deze reis naar het onbekende.